De Grand Tour van De Jonge Joseph

 

Week 4, 5 en 6

 

De Kanaaleilanden

 

Alderney, 4 augustus. We lagen in dikke mist voor de haveningang (dankzij de GPS wisten wij dat vrij zeker) en hoorden een groot schip meermalen zijn misthoorn blazen. Na spannend wachten zien we hem langzaan opduiken, en goddank van opzij, zodat hij langs ons heen gaat. Even later breekt de lucht open en zien we dat we inderdaad midden in de haveningang van Alderney liggen en kunnen dan doorvaren naar een vrije boei, de laatste die er is. Helemaal in het minst beschermde gedeelte van de haven en veel te dicht bij een Frans zeiljacht. We dreigen steeds tegen elkaar aan te botsen en uiteindelijk gaan wij aan een tien meter lange lijn liggen. Niet helemaal safe als de stroom en de wind ons laten draaien. Het zal een zeer onrustige nacht worden. Er gaat een flinke deining ontstaan en elke twee seconden worden we 30 cm opgetild in bed om de volgende seconde weer te vallen. Je went er wel aan, maar het is niet echt comfortabel.

 

Na 24 uur op het eiland hijsen we de zeilen weer en zetten koers naar Diélette op de Franse kust omdat wij die avond van bemanning moeten wisselen. Rolf en Klasien Gerssen komen aan boord en we eten eerst gezellig met zijn zessen in een grote tent samen met veel Fransen moules-frites. Volgende dag naar Guernsey waar we in een voormalige steengroeve gaan liggen. Door een gat van 8 meter breed te maken naar de zee heeft een slimme Engelsman daar een jachthaven van gemaakt. We blijven de volgende dag liggen, klappen de vouwfietsen uit, huren er nog twee bij en verkennen het eiland. ’s Avonds gefietst naar St Sampson waar Michiel een verjaardagsdiner aanbiedt, hij is de volgende dag jarig. In het pikdonker (en het is daar echt donker) teruggefietst naar de boot, hetgeen eigenlijk niet verantwoord was. Geen van de fietsen had licht en die Engelsen rijden aan de verkeerde kant van de weg. Af en toe de berm ingevlogen. We komen twee keer dezelfde lopende Engelsman tegen die ons de weg wijst, want wegwijzers zijn er niet. De volgende dag regelen Rolf en Klasien voor ons een verrassingsontbijt met champagne en aardbeien. Michiel had dat vorige jaar gedaan toen wij op weg naar de Engelse oostkust Rolf’s verjaardag vierden in Nieuwpoort. Meteen na het ontbijt vliegt Michiel naar Saint Malo omdat dat de enige manier is om dezelfde dag weer in Nederland aan te komen en maandag moet hij daar weer aan het werk.

 

Wij maken een korte oversteek naar Herm waar we nog net in het piepkleine haventje passen (er lagen al twee andere bootjes) en na een uur liggen we al aan de grond ook omdat het daar geheel droogvalt. Een tijverschil van meer dan 8 meter, maar het zal nog gekker worden!

Op 9 aug van Herm naar Sark, slechts 7 mijl. Onderweg waarschuwde Rolf dat er water in het achterschip stond. Ik riep dat dit normaal was. We hebben nu eenmaal geen zelflozende kuip en al het regenwater komt daar terecht. Automatische pompen zorgen voor de afvoer. Maar toen hij zei dat de schroefas er in ronddraaide ben ik toch maar gauw gaan kijken en inderdaad: een raadsel. De pompen draaiden niet en er stond veel water in het achterste gedeelte. De oplossing was snel gevonden, een doorloopgat in de spanten zat verstopt en toen daardoor het water achterin zakte zag Klasien het uit de schroefas spuiten. De rubber mof van het zwevende lager was van de schroefaskoker geschoten. Dat zat er ook al 23 jaar op. Weer vastgezet en voor de zekerheid meteen een nieuwe mof en lager besteld om aan boord te hebben.

Bij Sark ge-ankerd en dus onrustig geslapen. Nadat Rolf en Klasien de rotsen hadden beklommen bleek het daar te miechelen van de toeristen. De volgende morgen vroeg gelukkig nog geen kip te bekennen, maar dat komt ook omdat wij boordtijd aanhouden. Het is op de Engelse eilanden dan een uur vroeger.

 

Nauwelijks wind, maar wel uit de tegenrichting, dus op de motor naar Jersey. Twintig mijl met een flinke deining, zeker twee meter hoog, zodat het eiland regelmatig verdwijnt achter een golf. Eerst hadden we de golven opzij, waardoor het schip flink rolt en daarna van achter.

Op donderdag proberen we naar St Malo te varen omdat Frits een dagje naar Nederland moet en vanaf het vasteland is dat makkelijker; Michiels moeder wordt 80 en dat wordt gevierd. De nu forse wind is weer eens tegen, de stroom staat niet echt mee en er staat een hol zeetje, waardoor met grootzeil en motor kruisend slechts 2,5 knoop wordt gehaald. Na anderhalf uur moeten we besluiten terug te keren. De tocht zou te lang duren en dan gaat de stroom fors tegen staan.

Klasien en Rolf zullen zich dus een paar dagen op Jersey moeten vermaken, maar dat is geen probleem er is veel te zien en er kan flink worden gefietst. Zondagochtend komen Martijn (zoon van Rolf en Klasien) en Frits om acht uur weer met de Ferry aan en er wordt meteen afgeduwd richting Ile Chausey. Een Franse verzameling rotsen voor de kust bij St Michel.

Hoogromantisch, zowel het landschap (mooie 40 meter hoge oude vuurtoren en vriendelijke huizen tegen de bergen aan) als het weer. ’s Avonds namelijk een vreselijk onweer op twee plaatsen waar wij midden tussen liggen aan een boei. Forse bliksem en donder van alle kanten. Ik verbind de ankerketting met de voorstag en hang hem in het water als bliksemafleider. Het gaat dus weer lekker te keer. Om de bemanning tevreden te houden wordt er een toepasselijke DVD vertoond (Hornblower). De volgende dag door naar St Malo, want er wordt zeer harde wind voorspeld voor de dagen daarop en de volgende bemanning is onvoldoende zeewaardig. We moeten dus met déze bemanning in elk geval St Malo halen. Met de volgende familie doen we dan het kanaal van St Malo via Rennes naar St Nazaire. Met stroom mee en de kluiver op gaat het er lekker doorheen. Voor St Malo weer een pikzwarte bui van twee uur, regen en bliksem dit keer, maar geen windstoten.

 

De Rance

 

Dinsdag door de sluis bij de getijdencentrale van de Rance. Het tijverschil is hier 11,5 meter. Drie uur moesten we wachten maar in die tijd konden we met het rubberbootje naar de wal naar een interessante tentoonstelling. De sluis zelf is een chaos. Hoewel we als eerste lagen te wachten dringen alle Fransen voor (net als bij de skilift) en zijn ze zo gestresst dat ze de raarste dingen doen. Een bejaard Engels echtpaar, dat het ook eng vindt, gaat als eerste naar binnen in hun forse motorboot. Ze hadden echter als laatste gemoeten (hetgeen duidelijk in het Frans en Engels werd gemeld) omdat zeilboten met een mast voorin de sluis moeten omdat anders de brug niet dicht kan. Iedereen moet er dus voorbij en daarna ziet grandma geen kans om een touwtje aan de wal te krijgen. Altijd weer leuk om andermans geklungel te zien, tenminste als het bij jezelf toevallig goed gaat.

 

Die avond voor anker bij St Suliac, een schitterend middeleeuws dorpje waar de ‘Zingende Vissers’ uit Honfleur ons naar toe hadden gestuurd. De Rance doet ons zeer aan de River Orwell denken in ZO-Engeland. Schitterende, soms zeer hoge, oevers, met regelmatig een kasteel of een landhuis. We eindigen in Dinan, waar we van de havenmeester op de ereplaats moeten. Daar zijn we niet zo blij mee, want het betekent de hele dag hordes toeristen op de wal die ‘chouette’, of ‘beautiful boat’ roepen. En enkele Nederlanders die met de bus uit St Malo waren gekomen en je vertellen dat het daar zulk vreselijk weer was (windstoten van 80 km/u in de haven!) dat ze niet hadden kunnen slapen, laat staan dat ze naar buiten op zee dorsten. Wij liggen hier qua wind zeer rustig achter het 70 meter hoog gelegen Dinan.

Rolf , Klasien en Martijn moeten terug naar Nederland om een wedstrijd met hun Staverse jol te zeilen en ik wacht op de nieuwe crew die zaterdag arriveert.