Grand Tour van de Jonge Joseph 2005  week 18  t/m 20

 

Week 18  30 juli  -  6 augustus

In Reggio arriveren neef Jeroen en zijn vriendin Thaïenne en de twee kinderen van zijn broer Eelco (Nick 12 en Thom 10 jaar). Zij komen nu eens niet via Napels vliegen, maar zijn met mijn Citroën naar München gereden en hebben daar de autoslaaptrein naar Napels genomen. In de auto zit namelijk de wintertent van Joseph die er over een paar weken op moet. In München was het nog even hachelijk geweest, want een kwartier voordat de auto op de trein moest wilde hij na een warme rit door Zuid Duitsland niet starten. Jeroen belde mij toen nog maar ik kon, 2000 km zuidelijker, ook de diagnose niet stellen. Als Delftse fietsenmaker bedacht hij echter een prima paardemiddel. Een fles water over de carburateur en toen deed hij het. Kennelijk een luchtbelletje in de benzineleiding.

In het Italiaanse havenhandboek hadden wij gelezen over ene Saverio, die je bij alles van dienst kon zijn in Reggio. Bij het wakker worden vinden wij al zijn visitekaartje in de kuip. En de DS is nog niet gearriveerd, of hij staat voor onze neus. Omdat ik voor drie weken een veilige parkeerplaats zoek is hij welkom. Maar hij rustte ook niet voordat wij met zijn taxi boodschappen hadden gedaan. Hij wist de goedkoopste winkeltjes en leverde vanuit zijn eigen garage kaas, worsten, bier, wijn en flessen water. Het geheel kostte drie keer niets en de anderhalf uur die hij ons in zijn taxi rondreed waren service. Hij was alleen erg druk en het was moeilijk van hem af te komen.

Thaïenne, een sedimentoloog, is zeer geïnteresseerd in het vulkanische gebied en wij doen weer een rondje Liparische eilanden. Via Messina en Milazzo naar Vulcano, alwaar in de baai geankerd. Het anker wilde eerst niet houden omdat er een grote steen met een touwlus aan het anker bleek te hangen. Er ligt veel rotzooi onder water na vele eeuwen scheepvaart. Het was even hachelijk omdat we dwars door de baai schoven, waar al tal van andere boten voor anker liggen. Allemaal weer net goed gegaan. Bij het zwemmen wordt Nick door een kwal gestoken en dat leverde forse brandwonden op. Azaron en veel ijs helpen, maar hij knapt meteen weer op als er met het bijbootje en de buitenboordmotor mag worden gevaren. Normaal mogen de jongens van mij alleen maar roeien, ik heb een bloedhekel aan al die kinderen die uit verveling maar tussen alle andere boten doorknetteren.

De jongetjes tracteren ons ’s avonds op een verrassingsdiner. We mochten niet bij het inkopen doen zijn en de hele dag ook niet in de ijskast kijken. Het blijken vier gangen vol culinaire en creatieve ideeën. O.a. gebakken knoflookbroodjes en een soort hotdog in de vorm van een bootje, de worst staat rechtop en speelt voor mast, gestaagd en wel.

Dan Lipari en dit keer kiezen wij voor een georganiseerde excursie naar de Stromboli om dit maal een beter zicht te hebben op de erupties. Bovendien zou Joseph twee dagen nodig hebben voor de heen- en terugreis en doen we het nu met een supersnelle boot in een middag en avond. Zeven erupties zien we die avond en dat is indrukwekkend. Helaas was er die dag geen excursie met beklimming, want dat had Thaïenne natuurlijk het einde gevonden en ik ook trouwens. De volgende dag moet er natuurlijk gescooterd worden met de jongetjes en we belanden in een echte regenbui, heerlijk fris. De zeiltocht terug naar Milazzo is fantastisch, wind achter: grootzeil aan de ene en fok aan de andere kant en windkracht 5-6. Dat leidde wel tot enorme golven, waaraan de jongetjes moesten wennen. De volgende dag kiezen ze er dan ook voor om in Milazzo aan de wal te blijven, waar hun vader ze de volgende dag komt halen.

 

Week 19  6  -  13  augustus

Via Reggio, waar Saverio ons aan V-snaren helpt, beginnen wij aan de lastige tocht om de teen van Italië’s laars. Lange stukken met weinig havens, die voor een deel nog niet klaar of al weer verzand zijn. Duidelijk projecten die met Europees geld worden gefinancierd. De eerste haven, Saline Ioniche, heeft een zanddam van anderhalve meter boven water tussen de twee havenhoofden. Gelukkig blijken zij in één van de havenmuren een enorm gat te hebben gesprongen, zodat wij wel naar binnen kunnen. Binnen is het een chaos. Bij de benzinepomp ligt ook een zandbank een meter boven water. We zijn blij met de dieptemeter die ons vertelt waar we wél kunnen liggen. Als ik Michiel bel voor zijn verjaardag (hij was in Nederland aan het werk) hoor ik dat zijn vader die nacht is overleden, hetgeen geen verrassing is.

’s Avonds, als het donker wordt, komen twee mannen van de kustwacht ons vertellen dat we weg moeten. Als ik de reden vraag is dat omdat er geen verlichting en geen bewaking in de haven is. Wanneer ik hem uitleg dat wij aan boord blijven en de volgende morgen om 6 uur uitvaren mogen we blijven. Wij denken dat ze bang waren voor diefstal. Pas een week later zullen wij van een Oostenrijks stel horen dat er piraterij plaats vindt in die haven. Wij vertrekken de volgende morgen om half zes, na een ongestoorde nacht.

We moeten die dag een heel eind naar Rocella Ionica, bijna 50 mijl. Met weinig wind, die bovendien vrijwel tegen, is betekent dit de hele dag de motor aan. Het is wel heerlijk zo vroeg in de dag, voordat het echt warm wordt. Onderweg zien wij een grote groep dolfijnen, die even met ons spelen, maar ons niet lang interessant vinden.

Ik zal mij die dag weer verbazen hoe je op zee via internet kaartjes kunt kopen om heen en weer naar Nederland te vliegen voor de begrafenis en je ook de dienstregeling van de trein kunt opzoeken. Een paar jaar geleden had je naar een reisbureau gemoeten. En vijftien jaar geleden had je überhaupt niet geweten dat er iemand was overleden, tenzij je iedere dag belde. Via een telefooncel en een telephonist!

Rocella is een goed aangelegde haven (die ook af en toe verzandt) en de eerste vijf dagen gratis is omdat nog niet alles werkt. Dat blijkt al jaren zo te zijn. Jeroen en ik fietsen de volgende morgen vroeg naar het station dat 4 km verderop ligt omdat ik de trein naar Napels moet hebben van 6.30. Vandaar vlieg ik naar Keulen (er was geen stoel meer naar Nederland beschikbaar) en dan met de ICE naar Utrecht.

Jeroen en Thaïenne varen de volgende dag door naar Le Castelle, alweer 45 mijl. Haven weer een puinhoop, waar drie keer verlegd moest worden. Daarop naar Crotone, eindelijk weer eens goede wind, er moet zelfs een tweede rif in. Jeroen en Thaïenne liggen daar naast een Zweeds echtpaar en een dik Engels motorjacht van 25 miljoen dat na drie jaar al een gebroken schroefas had, waardoor het water midden op zee naar binnen spoot. Men heeft noodseinen uit moeten zenden en is op tijd gered. Die rijke Engelsen moeten hun schepen ook in Nederland bestellen, dan zijn ze beter én mooier dan die Italiaanse.

Bij terugkeer uit Holland, na een indrukwekkende begrafenisplechtigheid, staat Saverio mij keurig om half elf ’s avonds bij het station in Reggio op te wachten en hij heeft een hotelletje voor 40€ geregeld. De volgende morgen om 7 uur staat hij weer voor de deur met mijn auto. Ideaal mannetje!

In Crotone kom ik zaterdagmorgen weer aan boord na de auto alvast in Sibari, ons winterstation, te hebben neergezet. Die haven ziet er prima uit.

 

Week 20  13  -  20  juli

Zondag varen wij naar Cirò Marina (alle dorpjes die een paar huizen aan zee hebben heten hier Marina, je moet dan vooral niet denken dat er een Marina is. Meestal is er zelfs geen enkele aanlegmogelijkheid, heel soms een strekdammetje in zee. Als de wind uit de verkeerde hoek komt, kun je aan de andere kant gaan liggen. Staat er echter harde wind loodrecht op de kust, dan is er geen enkele bescherming en moet je zee op. Met de Joseph geen prettig vooruitzicht.

Maar Cirò heeft nog iets van een redelijk beschut vissershaventje. De kruidenier vraagt na het afrekenen of we met een boot in de haven liggen. Als we dat bevestigen krijgen we een fles witte wijn cadeau. Kennelijk moet er gepromoot worden. S’avonds vlak voor we gaan eten komt er een Oostenrijks stel in een 35 jaar oud polyester jachtje naast ons liggen. We hebben toevallig ruim gekookt en ze kunnen meteen bij ons aan tafel. Daar horen wij het verhaal over Sibari, waar Joseph gaat overwinteren. Hun boot hadden zij daar twee jaar geleden neergelegd, maar pas drie weken geleden konden ze er weer uit. De haven was namelijk geheel verzand, er kon niemand meer in of uit en er was anderhalf jaar niet gebaggerd. Ons werd aangeraden daar dus vooral niet te gaan liggen.

Maar de haven ligt als enige goed beschut. In een binnenmeer dat je via een kanaal uit zee bereikt. Als het gaat stormen, hetgeen daar s’winters veelvuldig voorkomt, gaan de deuren dicht (hetgeen natuurlijk niet nodig was toen de hele ingang verzand was).

Het havenmanagement maakte ook een prima indruk en er is een grote werf, waar Joseph de kant op kan worden getild voor zijn jaarlijkse teerbeurt. Dat hadden we dit jaar overgeslagen, omdat de flink koperhoudende onderwaterverf, die ik illegaal uit Denemarken had laten komen (Nederland is het enige land waar het niet verkocht mocht worden!) zelfs twee jaar aangroei heeft voorkomen. Dat komt natuurlijk ook omdat de boot afwisselend in zoet en zout water had gevaren, maar hij is nu zo kaal dat er weer een laagje op moet.

Wij besluiten ons niet van de wijs te laten brengen en kunnen ons niet voorstellen dat men twee maal achtereen de zaak zal laten verzanden. Ten slotte is de haven onderdeel van een groot complex met honderden appartementen, waarvan vele een eigen boot voor de deur hebben.

Maandag gaan we op weg naar Sibari. Eerst op de motor, daarna komt de wind van achteren en kan er weer achter grootzeil en fok gevaren worden. Maar na een aantal uren draait deze onbetrouwbare windvriend plots bijna 180 graden. Hij wordt steeds sterker en er moeten al gauw twee reven in het grootzeil en zelfs de fok omlaag. De golven nemen ook snel in omvang toe en dat betekent dat we, met het grootzeil op, wel dertig, veertig graden door de golven worden weggezet. De enige oplossing is grootzeil omlaag en recht tegen de wind in stomen. Er waren tijden dat we nog maar 1 knoop (1,8 km/uur) voeren. En wat we in bijna dertig jaar nog nooit gehad hadden, het buiswater sproeide over de kajuit in de kuip. Een natte bedoening; de laatste loodjes moeten kennelijk zwaar wegen.

Het zag er een tijdje zo slecht uit dat ik al overwoog om maar weer om te keren, omdat we anders in het pikkedonker een vreemde haven met een onvoorspelbaar toegangskanaal moesten binnenvaren. Maar bij het naderen van de kust werden de golven steeds kleiner en uiteindelijk maakten we weer redelijk vaart. Om half 6 vonden we, na lang zoeken, het echte ingangskanaal. Er waren namelijk ook nog twee riviertjes en overal was het druk met parasols en strandgasten.

In de haven horen we van een Weense overbuurman het echte verhaal. De EU had subsidie verstrekt voor het uitbaggeren van de haveningang, maar dat geld bleek spoorloos verdwenen. De gemeenteraadsleden die het hadden laten verdwijnen zijn wél opgespoord en zitten nu in de gevangenis, maar het heeft bijna twee jaar geduurd voordat er een praktische oplossing was gevonden. Laten we maar hopen dat de EU volgend jaar weer subsidie geeft en het geld dan goed wordt besteed.

Toen ik met de DS bij de haven aankwam, werd ik meteen aangesproken door een keurige heer die hoopte dat ik de auto aan hem zou verkopen. Ik werd meteen uitgenodigd een glaasje te drinken, dat ik aanvankelijk afsloeg. Totdat hij mij zijn kaartje gaf en hij jarenlang president bleek te zijn geweest van het gehele complex. Het leek mij handig hem te vriend te houden, dus even later zat ik aan de Martini. Wij bleken wel iets gemeenschappelijks te hebben. Hij had een uitgebreide timmerwerkplaats, die na dat glaasje, geheel tot mijn beschikking staat en hij bleek meer oude auto’s te hebben dan ik (61, en allemaal in topconditie!). De volgende keer moest ik ook niet meer met de auto komen, maar met het vliegtuig en dan kon ik één van zijn auto’s gebruiken.

Deze heer woont boven het havenkantoor en heeft de gehele winter uitzicht op de Joseph en dat komt me niet slecht uit.

De boot is winterklaar gemaakt. Dat betekent geheel van binnen en buiten schoon schip gemaakt, de mast omlaag en de wintertent er overheen. Alle  eetbare zaken van boord en flink muizengif neergelegd. Aftappen van de motor hebben we achterwege gelaten. Het klimaat verandert wel, maar echte vorst in Zuid Italië lijkt niet waarschijnlijk. Omdat het er zo warm is en het dekzeil tegen de zwaarden aan ligt, waardoor de lak zou kunnen gaan ‘koken’, heb ik platen styropor tegen de zwaarden geplakt.

 

 

Naschrift

De log staat nu op ruim 2300 mijl (4260 km) sinds Krimpen aan de Lek.

Vorig jaar hadden we er 980 onder de kielbalk, dus dit jaar hebben we bijna 1300 mijl gedaan. Helaas grote stukken op de motor, of met motor én zeil, maar dat is niet anders in de Middellandse zee.

Het is vrijwel alle dagen mooi zonnig weer geweest op een paar dagen na. Vaak was het ‘s morgens vroeg heiig, maar dan trok het later weer open. Maar er zijn ook foto’s van die ene dag dat de zeilpakken aan moesten, en die lijken wel op het Tjeukemeer gemaakt.

Een echte storm op open zee is ons bespaard gebleven, en dat is maar goed ook. Meer dan een hele dikke 6 hebben we niet gehad.

 

Verder is ook alles goed gegaan. Na het schoonmaken door Chiel van het koelsysteem is de motor nooit meer warm geworden. En dat is prima, want er waren momenten dat je er behoorlijk afhankelijk van was. Wel is nog twee keer een V-snaar van de hulpdynamo geknapt, maar daar hadden we reserve voor.

Eén keer hebben we in Milazzo met ons vooruitstekende anker een kleine schade veroorzaakt, toen er een schip veel te wild voorbij voer. Een piepklein hapje uit de kont van een houten gemeenteboot die voor het vuil ophalen werd gebruikt. Dat heeft Michiel in vloeiend Italiaans afgekocht met 50 €, de broer van de schipper kon het daarvoor repareren.

 

Het is grappig om in 5 maanden tijd de temperatuur van het zeewater op te zien lopen van 16 naar 25 graden. Bij het te water gaan maakt dat overigens geen verschil, er is altijd een temperatuursverschil  te overwinnen. Heerlijk is het wel, dat je steeds maar gewoon overboord kunt springen in dat kristalheldere helblauwe of groene water. Wetenschappelijk gezien mag de Middellandse zee dan vervuild zijn, wij hebben daarvan niets gemerkt.

Omdat ik geleidelijk de stijging van de temperatuur heb ondergaan, had ik niet zo’n last van de warmte in Zuid Italië, terwijl ik er normaal behoorlijk gevoelig voor ben. Bij het slapen was een dun laken vaak al te veel. De elektrische ventilator die aan boord was, is slechts éénmaal gebruikt, tijdens het koken. Kennelijk was de warmte wel te verdragen, maar de koperen ploert is een ander geval. Het was zeer gewenst om met de zonnetent op te varen als het zeil geen schaduw gaf en zodra we stil lagen ging de tent er in elk geval op. Anders verbrandde je levend.

 

Hartelijk dank aan alle bemanningen, ik hoop dat zij net zo genoten hebben als ik.

Volgend jaar doen we het laatste stukje naar Venetië.