REISVERSLAG   DE JONGE JOSEPH   2006

 

Korte inhoud van het voorafgaande.

 

De Jonge Joseph is een Zeeuws houten vissersschip (type Hengst) uit 1903 dat ik al bijna dertig jaar met mijn broer in de vaart houd. Twee jaar geleden uit Krimpen aan de Lek vertrokken zijn wij op weg naar Venetië, alwaar wij begin september hopen aan te komen. Zomer 2004 langs de Belgische en Franse kust en bij Bordeaux de Gironde en de Garonne op. De eerste winterstop was in Buzet bij Toulouse. Zomer 2005 via het Canal du Midi naar de Middellandse zee en langs de Franse en Italiaanse kusten naar Sicilië en om de teen van de laars naar Sibari voor de winterperiode.

 

Voorjaarswerk

Eind april ben ik een week naar Sibari geweest met Rolf en Henrik om het schip op de wal te zetten, schoon te maken en er nieuwe aangroeiwerende verf op te zetten, dat was al twee jaar niet gebeurd. Er is deze winter in de haven, met voedzaam afvoerwater van de rijstvelden, een 5 cm dikke laag van algen, wier, levende krabben etc. aangegroeid met hier en daar een kolonie hangmosselen. Ook vonden wij in de boeg, net boven de waterlijn een harpoen die dwars door de 4 cm dikke eiken huid heen stak. Wellicht afgeschoten door een duiker, die wij midden in de haveningang van Civitavecchia bijna overvoeren omdat hij onderwater was en geen duikvlag voerde.

Op enkele plekken hebben wij een rot stukje eiken uitgehakt en daar nieuw hout in gelijmd en er is veel hout kaal gehaald en in de nieuwe lak gezet.

 

Een paar weken later ben ik met broer Chiel weer naar Sibari geweest. Ditmaal met de autoslaaptrein Düsseldorf - Verona, waarna het nog maar 1000 km is. Chiel (Delftse fietsenmaker) had een nieuwe ankerlier ontworpen en grotendeels zelf gemaakt en daarom moest de auto mee. In de eerste plaats heeft de nieuwe lier een duidelijke functiescheiding tussen mast- en ankerlier, waardoor er geen  vergissingen meer plaats vinden, die soms tot schade hebben geleid. Bovendien heeft hij er een electromotor in verstopt, zodat het mast overeind zetten en het anker ophalen ook door oude mannen probleemloos kan worden gedaan. Dit met het oog op de toekomst.

Ook is er een nieuw eiken deel in het achterschip ingezet. Dat klinkt eenvoudig, maar een 4 cm dik eiken plank die gekromd en getordeerd moet worden is wel een werkje waar vooral Chiel drie dagen mee bezig was, nadat wij in Nederland het al grof hadden uitgezaagd en krom gebrand. Met een forse brander, terwijl je voortdurend met een tuinslang water spuit, waardoor in het hout stoom ontstaat, krijg je zo’n plank uiteindelijk in de juiste vorm mits je er voldoende spanning opzet door er gewichten aan te hangen op de juiste plaats. En ook weer niet te veel, anders knapt die. Daarna de naden breeuwen en rubberen. Ook een aantal andere naden boven water hadden zodanig geleden van de felle zon hier (het is vaak 37, 38 graad in de schaduw) dat ze opnieuw gebreeuwd en gerubberd moesten worden.

 

Week 1    17 – 24 juni

 

Met neef Jeroen (ook al een Delftse fietsenmaker) de eerste dagen in Sibari nog allerlei klussen afgemaakt. Het is een genoegen handige familie en vrienden te hebben. Als we eindelijk vertrekken moeten we de eerste dag meteen 60 mijl (100 km) naar de eerstvolgende haven, Taranto. Vroeg op, om na twee uur te ontdekken dat het koelwater van de motor wel erg warm wordt, over de 100 graden. De wind is namelijk zo zwak, dat we 2 dagen nodig zouden hebben om die afstand te overbruggen. Dus naast het grootzeil en de halfwinder moet de motor een duwtje geven. We vervangen vrijwel alle onderdelen van het koelsysteem, zonder zichtbare verbetering. Telefonisch overleg met de man die 4 jaar geleden de 40 jaar oude Mercedes reviseerde leidde tot de conclusie dat de koppakking is doorgeblazen. Hierdoor wordt heet verbrandingsgas uit de cilinders in het koelsysteem geblazen, hetgeen daarop niet is ontworpen. Met een noodvoorziening in het koelsysteem

halen we Taranto met een motortemperatuur van 85 graad. Daar wachten wij vier dagen op de 24-uurs voorziening van DHL op een nieuwe koppakking (er zat een weekeind tussen en dat telt kennelijk niet mee in Italië). Onderweg bleek het schip in de boeg nogal wat water te maken, dus maak ik een stoeltje onder de boeg om vandaar, half onder water zittend, die stukken naad uit te krabben, te breeuwen en te rubberen.

 

Week 2    24 juni -  1 juli

 

Zaterdagavond arriveert Luco, de buurjongen, na een lange reis. ’s Morgens om 4 uur uit Utrecht vertrokken, via Schiphol en Napels met de trein naar Taranto, waar hij pas om half tien aankomt. Volgens hem was er behoefte aan een goede spoorwegdirecteur daar in Zuid Italië. Voor het werk aan de motor huren wij een monteur in, omdat wij zo’n ingrijpende klus nog nooit aan de hand hadden. Het blijkt te doen en achteraf hadden wij het zelf ook gekund, (als je het maar een keer gezien hebt). Woensdag is het werk gedaan en na 5 dagen hebben we Taranto wel gezien en we vertrekken dus naar Campo di Marina en een dag later naar Gallipoli. Deze hele baai wordt door de meeste buitenlander helemaal gemeden, omdat men regelrecht van de teen naar de hak van de laars, Santa Maria di Leuca, doorvaart om vandaar over te steken naar Korfoe. Het koelwater van de motor blijft veel warmer dan normaal dus in Gallipoli kopen we zelf een momentsleutel en trekken nog twee keer de bouten van de cilinderkop aan. De monteur had het volgens het boekje gedaan, maar er moet volgens de geraadpleegde specialist uit Nederland veel harder aan gedraaid worden, dan sluit de motorkop pas goed.

 

Week 3    1 – 8 juli

 

Jeroen vertrekt en Luco besluit een paar dagen langer te blijven omdat er nog weinig gezeild is. ‘s Avonds komen Frank en Elze uit Nederland aan voor hun tweeweeks verblijf. Gooit eerst de motor roet in het eten, nu is het weerbericht aan de beurt. Drie dagen achter elkaar onweersbuien en windkracht 7, dus dan vaart Joseph niet uit. Er wordt een dag een auto gehuurd voor een uitje naar Lecce, waar we ook Luco op de nachttrein naar Napels zetten. Die avond zien wij in de kroeg Italia winnen van Duitsland en we moeten veel uitleggen dat wij geen Duitsers zijn, maar de sfeer is door onze aanwezigheid toch wat minder vrij. Het blijft nog lang onrustig in de stad. Woensdag is de wind afgezwakt, maar er wordt nog steeds onweer voorspeld. Daar laten we ons niet door weerhouden en we hebben een goede tocht naar Santa Maria di Leuca. De volgende dag naar Otranto. Er is onderweg wind uit alle richtingen en in alle krachten. Er ontstaan forse golven en Joseph, met zijn dikke platte kop, heeft moeite er tegenin te komen. Prettig in dit gebied is dat de zon maar blijft schijnen, ook al waait er een forse wind en is er flinke zeegang, zodat het veel minder eng lijkt dan op de Noord- of Oostzee. Het is heerlijk Frank en zijn Elze aan boord te hebben. Beiden 57 jaar en prima zeilers die nog wedstrijden op zee varen in een kleine catamaran. Michiel en ik waren daar in januari op Curaçao nog getuige van. Frank kent het schip van haver tot gort en bedenkt nog steeds nieuwe handige dingen en Elze beheerst de Italiaanse taal en keuken en vooral dat laatste is genieten.

Vrijdag varen we naar San Cataldo, een piepklein haventje, waar je je in Friesland waant. Hartelijke mensen in het clubhuis, waar we goed onthaald worden en gratis mogen liggen. De volgende dag blijkt onze verrekijker, die wij heel dom in de kuip hadden laten hangen, verdwenen. Eigen schuld.

 

Zaterdag een mooi tochtje naar Brindisi. Nog steeds worden er dagelijks onweersbuien voorspeld en vandaag is het de eerste keer een beetje raak. Regendruppels en veel gerommel, maar vooral in de verte. Maar het grootse deel van de rit scheuren we er met de halfwinder lekker doorheen. ’s Avonds laat arriveert Michiel uit Los Angeles, waar hij een lezing moest houden in het Gettymuseum. Via NY, A’dam en Napels en daarna nog 6 uur in de trein, maar nog redelijk bij de tijd omdat hij gelukkig niet zo’n last heeft van jetlag.