Welkom bij
"De Jonge Joseph"
stichting11.jpg hengst11.jpg historie11.jpg restauratie11.jpg vaarplan11.jpg reisverslagen11.jpg vrienden11.jpg home11.jpg
Over De Clinge en de visserij
Maar hoe zat dat nu eigenlijk met De Clinge? Een echte haven bestond daar niet eens: de meeste vissers hadden hun eigen paal in een kreek, waar ze aanmeerden. Een haven werd enkel gebruikt hij liet laden en lossen of hij herstellingen. Emmahaven was voor Clinge het dichtstbijzijnde haventje, echter zeker niet groot genoeg om honderd hengsten te herbergen.
Bij de onafhankelijkheid van België werd Kieldrecht in tweeën gesneden. Het Nederlandse gedeelte wordt omgedoopt tot Nieuw-Namen, een verwijzing naar het verdronken dorp Namen.
In 1805 verdwijnt de haven van Kieldrecht door het aanleggen van polders. Ooit waren hier een scheepswerf en een scheepssmederij. De Kieldrechtenaren bezaten meer dan 100 vissersvaartuigen, waarvan de vissers/eigenaars allen te Kieldrecht woonden: in primitieve woningen of hutten tegen de Scheldedijk aan; het was zes kilometer tot Clinge in Zeeuws-Vlaanderen. Na de scheiding tussen België en Nederland werden - van 1830 tot '39 - aan de vissers van de oproerige provincies geen consenten meer verstrekt. Toen al verhuisden veel Vlamingen naar Zeeuws Vlaanderen.
 
In 1884 moesten alle vissersschepen een zgn. zeenummer krijgen. De vaartuigen uit  Nieuw-Namen werden gemerkt als CLN (gemeente Clinge). Als gevolg van deze maatregel gingen onder de Belgische vissers allerlei praatjes de ronde doen. Zo voerden ze aan dat die zouden benadeeld worden - dit is juist - want zij mochten enkel op de Westerschelde vissen, niet op de Oosterschelde. Het gevolg was dat tal van vissers zich te Nieuw-Namen lieten inschrijven of domiciliëren, terwijl anderen, die in Kieldrecht of Meerdonk bleven wonen, het Nederlandse kenteken CLN aanvaardden. Daarvoor dienden omzeggens geen formaliteiten vervuld (in de consenten meldden bijna al de onder CLN ingeschreven eigenaars zich als woonachtig te Nieuw-Namen, eentje gaf Clinge op als woonplaats).
 
Een deel van de vangst werd er gelost en hoofdzakelijk opgekocht door leurders die te Kieldrecht woonden op de Kouter. Meer dan 250 gezinnen - vissers én leurders - leefden van deze handel. De opbrengst der visserij bestond uit mosselen en garnaal, kreukels en krabben, oesters, paling, bot, ansjovis en haring. Langzaamaan echter boerde de visserij achteruit. De Westerschelde werd minder visrijk. De vangsten aan haring en ansjovis verminderden van jaar tot jaar, waardoor o.m. de weervisserij op de randen van Saeftinge verdween. Mosselen trekken op dammen of in kreken werd in die omgeving steeds moeilijker. Geleidelijk verkleinde dus ook de vissersvloot. Desalniettemin werd vanuit Kieldrecht op diverse plaatsen nog de visserij beoefend. Zo werd er gevist op:
•  garnaal: in het Speelmansgat, de Noord, langs de vaarwaters
    van Valkenisse en Walsoorden. Waarde en de Kapellebank
•  mosselen: Hellegat en Oosterschelde
•  kreukelen: Oosterschelde
•  krabben: langs de steile oevers van Margarethapolder,
   Eendrachtpolder, Ossenisse. Walsoorden en in het
   Speelmansgat
•  bot en paling: op de slikken en geulen van Saeftinge
•  ansjovis en haring: deze soort visserij was toen reeds vervallen
 
 
Deze informatie komt van de website van Tolerant, een Vlaamse stichting tot behoud van varend erfgoed
Op het kaartje is linksboven ook nog Kruispolderhaven te zien, waar De Jonge Joseph werd gebouwd op de werf van De Klerk. De haven is door dijkaanleg verdwenen. Het enige wat nog rest van de werf is de hellingbaan waarop Joseph werd gebouwd. Iemand heeft deze in zijn tuin gelegd.